KAMPEN - Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vandaag uitspraak gedaan in de zaak van een 40-jarige vrouw die op 13 oktober 2022 met haar dochter van 18 maanden oud en haar dochter van drie jaar oud in Kampen in de IJssel is gesprongen, terwijl zij alle drie niet konden zwemmen. De vrouw is eerder op 23 november 2023 door de rechtbank veroordeeld voor moord en poging tot moord, waarbij aan haar vijf jaar gevangenisstraf en de maatregel tbs met dwangverpleging is opgelegd. Het gerechtshof is vandaag in hoger beroep tot datzelfde oordeel gekomen.
De feiten
Op 13 oktober 2022 bevond verdachte zich gedurende ongeveer 25 minuten samen met haar vier kinderen aan De Loswal in Kampen. Verdachte droeg haar jongste dochter van bijna 19 maanden oud, in een draagzak op haar buik. Haar dochter van drie jaar oud werd na enige tijd door verdachte met een doek vastgebonden aan de voorkant van het lichaam van verdachte. Op enig moment is verdachte vanaf de kade met haar twee jonge dochters aan zich vastgebonden in het water gesprongen. Verdachtes zoon, elf jaar, en andere dochter, dertien jaar, waren daarvan getuige. Na enkele minuten zijn verdachte en haar twee jongste dochters door omstanders uit het water gehaald. Nadat haar jongste dochter uit het water werd gehaald, is tevergeefs geprobeerd haar te reanimeren. Zij was overleden.
Het oordeel van het hof in hoger beroep
Net als de rechtbank is ook het hof van oordeel dat sprake is van moord en poging tot moord.
Verdachte heeft ontkend opzettelijk het water in te zijn gesprongen en heeft telkens – ook in hoger beroep – verklaard dat het een ongeluk was, maar het hof vindt de verklaring van verdachte dat zij per ongeluk in het water is gevallen volstrekt niet aannemelijk. Verdachte heeft op essentiële punten steeds wisselend verklaard over de oorzaak van het te water raken en bovendien zijn haar verklaringen tegenstrijdig met wat het hof op de camerabeelden heeft waargenomen. Zo is op de beelden te zien dat verdachte op meerdere momenten bewust richting het water is gelopen en dat haar twee oudste kinderen haar telkens hebben willen tegenhouden door haar de doorgang te blokkeren. Bij de laatste keer dat verdachte richting het water liep, heeft zij vervolgens nog een halve draai gemaakt en zich losgerukt van haar oudste dochter. Er is niets te zien van wankelen, uitglijden of een verzwikte voet. Het hof is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de intentie had om het water in te springen met de kennelijke bedoeling haar twee jongste kinderen van het leven te beroven.
Voor het bewijs van moord moet er sprake zijn geweest van voorbedachte raad. Dat betekent dat iemand niet heeft gehandeld in een plotselinge heftige emotie en dat hij of zij de gelegenheid heeft gehad om, al is het maar kort, na te denken over wat hij of zij wil gaan doen en wat daar de gevolgen van zijn.
Het hof ziet voldoende bewijs in het dossier dat sprake was van voorbedachte raad: haar jongste kind zat in een draagdoek aan verdachte vast en ze heeft haar andere dochter kort na aankomst bij de kade met een doek aan zichzelf vastgebonden, terwijl daarvoor geen goede reden was. Vervolgens heeft verdachte gedurende ongeveer vijfentwintig minuten langs de waterkant gezeten en gelopen met haar twee jongste kinderen vastgebonden aan haar lichaam. Ze is een aantal keren met haar twee jongste kinderen aan zich vastgebonden doelgericht naar de waterkant gelopen. Haar twee oudste kinderen hebben verdachte daarbij steeds de weg versperd en zijn tussen haar en het water in blijven staan, ook wanneer verdachte een andere kant op bewoog. De laatste keer dat verdachte richting de waterkant is gelopen, waarbij zij haar opnieuw hebben geprobeerd tegen te houden, heeft verdachte haar pas versneld, is zij weggedraaid bij haar twee oudste kinderen en heeft zij zich met kracht van hen losgetrokken, waarna ze in het water is gesprongen.
Ondanks meerdere gelegenheden om zich rustig over haar voorgenomen handelen te beraden en daar eventueel nog van af te zien, heeft verdachte er kennelijk -zo blijkt uit haar gedragingen- welbewust voor gekozen om haar twee jongste dochters op deze wijze om het leven te (pogen te) brengen. Daarom acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat bij verdachte sprake was van voorbedachte raad.
Verdachte verminderd toerekeningsvatbaar
Deskundigen hebben vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van ernstige psychiatrische stoornissen, waardoor haar handelen is beïnvloed. Het hof heeft verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en daarmee rekening gehouden bij de strafoplegging.
Gevangenisstraf
Het hof heeft net als de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn gepleegd zo ernstig zijn dat in beginsel alleen de oplegging van een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt als reactie. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof echter nadrukkelijk meegewogen dat de feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Verder heeft het hof meegewogen dat aan de verdachte ook de maatregel tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. Gelet op deze omstandigheden komt het hof tot een lagere straf dan in beginsel ten aanzien van deze feiten passend wordt geacht en ook lager dan door het openbaar ministerie is geëist.
Tbs met dwangverpleging
Omdat het strafbare feit verdachte vanwege haar stoornissen in verminderde mate kan worden toegerekend en omdat er een reële mogelijkheid is dat de verdachte in herhaling valt als zij niet behandeld wordt, legt het hof naast de gevangenisstraf van vijf jaar ook de maatregel van tbs met dwangverpleging op. Tbs betekent een gedwongen jarenlange behandeling in een gesloten inrichting, waarvan het einde niet is bepaald.